Stenen buitenmuren worden meestal opgetrokken in vijf lagen: de gevelsteen (het buitenspouwblad), al dan niet een luchtspouw, isolatie, de binnenmuur (het binnenspouwblad) en binnenbepleistering. Bij gedeeltelijke spouwvulling blijft er tussen het isolatiemateriaal en het buitenspouwblad een luchtspouw van ongeveer 3 cm vrij. Bij volledige spouwvulling is er geen luchtspouw: de ruimte tussen het binnenspouwblad en de gevel wordt volledig opgevuld met isolatie.
Bij houtskeletbouw bestaan de buitenmuren uit houten stijlen waartussen isolatiemateriaal wordt aangebracht. De buitenzijde wordt naar keuze afgewerkt met beplanking, een bepleistering of gevelstenen.
Essentieel voor BEN is dat rond de hele woning een 'isolatieschil' wordt gelegd: de muurisolatie moet perfect aansluiten op de vloerisolatie, de dakisolatie en het buitenschrijnwerk. Wanneer de isolatieschil onderbroken wordt, ontstaat er een koudebrug. Via koudebruggen gaat er niet alleen warmte verloren. Doordat de oppervlaktetemperatuur lager is, kan op deze plaatsen vocht condenseren, en kunnen er vocht- en schimmelproblemen ontstaan. Daarom moet extra aandacht worden besteed aan spouwhaken of leidingen, mogen er zich in de spouwmuur geen mortelresten bevinden, moet de isolatie ook doorlopen rond rolluiken en screens, en mag een buitenmuur niet rechtstreeks op de fundering of vloerplaat staan of die ook niet onmiddellijk raken.
In een BEN-woning mag de U-waarde van buitenmuren niet hoger zijn dan 0,24 W/m²K.
Met isolatieplaten in pur-of pir-hardschuim met een lambdawaarde van 0,023 W/mK en van 0,024 W/mK voldoe je aan de BEN-eis bij een dikte vanaf 10 cm. Met pur- of pir-hardschuimisolatieplaten met een lambdawaarde van 0,021 W/mK volstaat een dikte vanaf 9 cm.
Om met glaswol een U-waarde van maximaal 0,24 W/m²K te halen, moet in de spouwmuur minstens 12 cm glaswol met een lambdawaarde van 0,030 W/mK worden aangebracht.