Wat is BEN? / 7 voorwaarden

Bijna-energieneutraal bouwen betekent in de eerste plaats dat de hele bouwschil van een woning voldoende dik en correct is geïsoleerd, zonder onderbrekingen. Verder moet efficiënt en gecontroleerd worden geventileerd, mag je slechts een minimale hoeveelheid energie gebruiken voor verwarming, warm water en desnoods koeling, en moet de resterende vraag naar energie zoveel mogelijk worden ingevuld met de eigen productie van hernieuwbare energie. Ook moet er extra aandacht gaan naar de luchtdichtheid en oplossingen tegen oververhitting.

Een BEN-woning of -appartement moet voldoen aan 7 EPB-eisen:

1. Het E-peil moet lager zijn dan of gelijk zijn aan E30.

Het E-peil is een maat voor de energetische prestatie van een gebouw, rekening houdend met de isolatie, oriëntatie, verwarming en ventilatie. Hoe lager de E-score, hoe minder energie je verbruikt. E30 komt overeen met BEN (Bijna-ENergieNeutraal), de standaard voor nieuwbouwwoningen sinds 2021.

2. Het S-peil moet lager zijn dan of gelijk zijn aan S28 (tenzij je maximaal E20 als E-peil haalt, dan moet het S-peil lager of gelijk zijn aan S31)

Het S-Peil of ‘schilpeil’ drukt de energie-efficiëntie van de gebouwschil uit. Het vat alle energetische kwaliteiten van de schil (zowel de winsten als de verliezen) samen tot één getal. Het zegt hoe goed de schil bestand is tegen koude winterdagen, maar ook of er genoeg zonnewering is op hete zomerdagen en of de woning een efficiënte vorm heeft.

Het S-peil geldt per wooneenheid, dus voor een appartement en niet voor een appartementsgebouw. Hoe lager het S-peil, hoe beter het dus gesteld is met de schil van de woning, energetisch gezien.

3. De constructiedelen (daken, muren, vloeren, vensters, glas en deuren en poorten) moeten voldoen aan specifieke Umax-eisen.

De U-waarde (uitgedrukt in W/m²K) is de warmtedoorgangscoëfficiënt van een constructiedeel. Deze waarde geeft aan hoeveel warmte er per seconde en per vierkante meter verloren gaat als het temperatuurverschil tussen binnen en buiten 1 °C is. De U-waarde wordt bepaald door de dikte en de lambdawaarde van de materialen waaruit een constructiedeel bestaat.

In een BEN-wooneenheid mogen de U-waarden maximaal de volgende zijn:

4. Het risico op oververhitting is beperkt

In BEN-wooneenheden is de oververhittingsindicator kleiner dan 6.500 Kh. Besteed dan ook voldoende aandacht aan zonwering.

5. Verplichte ventilatievoorzieningen

In een BEN-wooneenheid moet een volledig ventilatiesysteem A, B, C of D worden geplaatst.

6. Minimumaandeel hernieuwbare energie

Voor bouwaanvragen voor nieuwbouwwoningen of gelijkwaardig wordt voor het minimumaandeel aan hernieuwbare energie vanaf 1 januari 2025 enkel nog gekeken naar de eigen productie, via thermische en fotovoltaïsche zonne-energiesystemen, dus via zonneboilers en zonnepanelen.

Er zijn twee mogelijkheden om het minimumaandeel hernieuwbare energie in te vullen:

1. Een nieuwbouwwoning moet minstens 15 kWh/m² aan zonne-energie voorzien en een niet-residentiële eenheid minstens 20 kWh/m² door middel van 1 of meerdere van de onderstaande technieken:

2. Volledige participatie, die 10 kWh/m² hoger ligt dan het algemene eisenniveau waarbij concrete maatregelen moeten genomen worden op de eigen site. De participatie moet voldoen aan:

  • minstens 25 kWh/m² bruto vloeroppervlakte voor woongebouwen (namelijk 15 kWh/m² aan zonne-energie + 10) en minstens 30 kWh/m² voor niet-residentiële eenheden (namelijk 20 kWh/m² aan zonne-energie + 10).
  • minstens 75 eurocent per kWh, en dus 18,75 euro per m² bruto vloeroppervlakte (namelijk 25 kWh/m² *0,75 eurocent per kWh) voor wooneenheden en minstens 22,50 euro per m² voor niet-residentiële eenheden.

Gedeeltelijke participatie, waarbij participatie wordt ingezet als aanvulling op een andere maatregel (zie optie 1 hierboven). Ook bij een gedeeltelijke participatie moet men in totaal 10 kWh/m² extra investeren (om productie ter plaatse te stimuleren).

Klik hier voor meer info

7. Installatie-eis

Bij de keuze voor een centrale verwarming met water als afgiftemedium voor een nieuwbouwwoning of gelijkwaardig, moet het verwarmingssysteem op lage temperatuur te laten werken. Meer bepaald mag de ontwerpvertrektemperatuur niet hoger zijn dan 45°C.

Daarnaast moet het minimaal installatierendement van centrale verwarmingssystemen met water als afgiftemedium 130% bedragen (verplicht vanaf 2025 voor vergunningsaanvragen en meldingen voor nieuwbouw en ingrijpende energetische renovaties vanaf 1 januari 2025). Dat betekent dat bij een ketel minstens een warmtepomp moet bijgeplaatst worden. Een hybride warmtepomp kan dus, bij ingrijpende energetische renovaties, ook nog voldoen aan deze vereiste, maar niet bij nieuwbouw.

Want voor nieuwbouw met vergunningsaanvraag vanaf 1 januari 2025 is een gasaansluiting niet langer een optie. Door deze vereiste is bij nieuwbouw vanaf dan enkel een warmtepomp, een warmtenet, biomassaketel, of directe elektrische verwarming mogelijk. De laatste is geen aanrader, omdat dat een zeer nadelig effect heeft op het E-peil. Een biomassaketel met water als afgiftemedium zal ook aan het minimaal installatierendement van 130% moeten voldoen. In de praktijk betekent dat, dat er minstens een warmtepomp moet bijgeplaatst worden.

Vanaf 2025 zijn de opties voor nieuwbouw in Vlaanderen in de praktijk dus beperkt een biomassaketel in combinatie met een warmtepomp (dus hybride, maar is niet courant), aansluiten op een warmtenet (ook niet courant) en een warmtepomp (wat de meest evidente optie is).